Marokkanen op het slagveld van de Eerste Wereldoorlog

Noord-Frankrijk. Iets ten noorden van Arras ligt Vimy een klein onbeduidend dorp van nog geen 5.000 inwoners en noordelijk van dit dorp ligt een heuvelrug van 145 meter hoog. Ongetwijfeld biedt het in 2018 een schitterend uitzicht over de omringende vlaktes. 

In oktober 1914 is deze heuvelrug uitgegroeid tot een oerstèrke schakel in de Duitse verdediging, van waar zij de controle over de mijnstreek hebben. Achter de heuvel staan kanonnen in rijen opgesteld die ongehinderd hun gang kunnen gaan op de linies van de geallieerden. Er zijn loopgraven met betonnen bunkers en een uitgebreid ondergronds netwerk. 

De Fransen willen deze strategische plek veroveren op de Duitsers. Hun verwachtingen zijn niet hooggespannen toch zetten ze om 10 uur ’s ochtend op 9 mei 1915 de aanval in. Hun belangrijkste troef: een Marokkaanse Divisie van het Franse leger. En het onmogelijke gebeurt, de Divisie weet in enkele uren ongelooflijke progressie te boeken. Hun onverschrokkenheid verrast de Franse legerleiding die onvoldoende reserves klaar heeft staan om de voorste linies te ondersteunen en ook de noodzakelijke steun door artillerie ontbreekt. De Duitsers herstellen zich en gaan in de tegenaanval. Een week van gruwelijke gevechten volgt, waarbij talloze Marokkanen sneuvelen. Uiteindelijk weten de Duitsers de heuvelrug en daarmee de controle over de mijnstreek te behouden. Op de enorme Canadese begraafplaats ter plaatse staat een klein monument ter nagedachtenis aan de gesneuvelde Marokkaanse soldaten.

Het is niet de enige plek tijdens de Eerste wereldoorlog waar Marokkaanse eenheden zijn ingezet. Meer dan 30.000 Marokkanen werden ingezet. 9.000 stierven in de loopgravenoorlog en ruim 17.000 raakten gewond. Het Franse leger werft In Noord-Afrika vele tienduizenden soldaten voor de Grote Oorlog van ’14-’18. Tunesiërs, Marokkanen en Algerijnen dienen onder de Franse vlag en Franse officieren, waardoor het leger over veel meer soldaten kon beschikken dan het anders had gekund. 

Het verhaal van de Marokkaanse Divisie is saillant omdat juist deze divisie haar naam dankte aan het land waar het gelegerd was: Marokko. Maar het schijnt dat het was opgebouwd uit niet louter Marokkanen maar uit vooral een mix van nationaliteiten waaronder vele legionairs van het Vreemdelingenlegioen. 

Ik kwam ergens een even schitterend als schurend en schrijnend citaat tegen van James Thiriar die zijn boek Gloire et Misère au Front de Flandre (1919) het volgende over deze ‘Arabische’ soldaten schreef:

“Dat deel van het Franse leger dat in België opereerde had tussen zijn eskadrons cavalerie Marokkaanse en Algerijnse goums. Na de terugtocht achter de IJzer werden deze ruiters ingezet. Ze waren gewend aan grote fantasia’s onder een brandende zon, nu moesten zij strijden in modder en miserie… We herinneren ons een sheikh die temidden van het gewoel een raspaard ging recupereren en denken ook terug aan die ruiters met getaand gelaat die hun bloedrode sabels afveegden aan het getuig van hun paarden. Maar meestal was het een triest schouwspel: te midden verlaten duinen onder regenwolken en een strakke noordenwind bevroor hun gemoed. Velen van hen waren jong, met sombere gelaatstrekken, een dikke baard, koolzwarte ogen, met magere handen waaraan ringen zaten. Wanneer ze lachten blonk hun gebit als leeuwentanden. Hun leider stamde af van Abdel Kader. Ze werden gekantonneerd in afgelegen hofsteden die verdronken in een zee van modder en in dorpen die tussen de duinen beschutting zochten tegen de koude winter. De goumiers hadden licht en zon verwacht, hier rilden ze van de kou, hun gezicht omzwachteld door een linnen sjerp en hun handen diep in de zakken van hun burnous. Langsheen de grijze stranden, onze Noordzeestranden waar zware hemels, grijze golven en nat zand een intens triestige uitzicht aan kunnen geven, liepen ze als spoken op zoek naar zon. We zagen ze aan de bron van de IJzer, later in Boesinghe en Steenstraete, deze tirailleurs uit de kolonies die met hun ontzagwekkend voorkomen de bewondering afdwongen van onze eigen ‘piotten’.”

En dan te bedenken dat twee Marokkaanse crisis in 1905-1906 en 1911 de opmaat vormden voor wat zou uitmonden in de Eerste Wereldoorlog: In de Tangercrisis probeerden de Duitsers hun invloed op Afrikaanse continent te vergroten via Marokko. Hun diplomatieke gekonkel mislukte faliekant tijdens de Algeciras-conferentie wat voeding gaf aan het Duitse sentiment dat ‘niemand om hen gaf.’ Frankrijk kreeg nog meer grip op Marokko en het Brits-Franse verbond werd erdoor versterkt in plaats van doorbroken. In een ultieme poging de Fransen te dwingen voor hun zeggenschap over Marokko een deel van Afrika aan de Duitsers te geven, zorgen de Duitsers bijna voor een oorlog als het Duitse oorlogsschip ‘Panther’ dreigend bij Agadir voor anker gaat. In Duitsland wakkert het een groot-Duits sentiment aan dat de Duitsers dwingt om ver te gaan in hun dreigementen. Uiteindelijk moeten ze ook hier met minimale concessies hun grote woorden inslikken. De internationale spanningen nemen alleen maar toe in plaats van af.

100 jaar geleden vond de Grote Oorlog plaats waarmee zoveel meer mensenlevens uit zoveel meer landen verstrengeld zijn. De geschiedenis van Marokko is meer dan verbonden met de Eerste Wereldoorlog, ze vormde het toneel in de preludes en leverde tienduizenden pionnen op een gruwelijk slagveld. Het past om daar even bij stil te staan en nooit te vergeten wat een oorlog uitricht.

Een gedachte over “Marokkanen op het slagveld van de Eerste Wereldoorlog

Plaats een reactie